WIN | Blood of Eden Boxset

Geplaatst op 2 december 2014 door Emmy in Boeken Adventskalender 2014, Winactie / 29 Comments

button

Vandaag is het de tweede dag van de Boeken Adventskalender van 2014 en ook vandaag heb ik een super gave actie voor jullie. Met dank aan Harlequin mag ik namelijk de boxset van de Blood of Eden trilogie weggeven! Dat betekent dus dat de gelukkige winnaar of winnares meteen de hele trilogie krijgt! Dat staat garant voor een kerstvakantie vol leesplezier, lijkt mij!

Young Adult box – Julie Kagawa – Blood of EdenDe zeventienjarige Allie moet zien te overleven in een verwoeste wereld waarin vampiers de macht hebben. Nadat een van haar voedselstrooptochten haar bijna fataal is geworden, laat meestervampier Kanin haar kiezen: sterven of een vampier worden…

 

 

 

Ikzelf vond deze trilogie echt fantastisch omdat Julie Kagawa een hele eigen draai geeft aan deze mystieke wezens. Dit deed ze al bij de Iron Fey, maar hier doet ze het wellicht nóg beter.

Om kans te maken op deze fantastische box vraag ik een stukje creativiteit van jullie. Het hoeft niet heel goed geschreven te zijn, of heel erg lang.. Als je maar origineel bent. De opdracht luidt: Schrijf een stukje waarin jij in een wereld vol mystieke wezens leeft. Welke wezens dit zijn en hoe de wereld eruit ziet, dát laat ik aan jullie creativiteit over! Zoals ik al zei: het hoeft niet zo lang te zijn.

Deelnemen kan tot en met 15 december. Heel veel succes!

Tags: , , , ,

Divider

29 responses to “WIN | Blood of Eden Boxset

  1. Amy

    Excuses, ik kan echt totaal geen verhaal schrijven maar voor zo’n coole boxset maak ik toch graag kans! Het is zeg maar een “stukje” uit een verhaal wat ik bedacht heb. Het gaat over een wereld wat gehuld is in duister. Al jaren lang vecht iedereen tegen De Schaduwmannen, die de rede zijn voor alle verwoesting. Amata is 16 en is gekozen. Gekozen om samen met 3 anderen het tegen De Schaduwmannen op te nemen, en uiteindelijk tegen hun koningin. Maar, zoals het er nu uit ziet gaat dat niet lukken…Gelukkig heeft ze haar beste vriendin (een elfje) Stella, die haar leven nog een beetje goed maakt. Kan Amata aanzichzelf werken en samen met de andere de wereld redden? Of blijft hun wereld altijd zo donker?
    ————————————-
    Ik keek achterom, maar zoals ik al dacht had het geen zin, ze zaten mij op de hielen. De grijze mist krioelde langs mijn enkels en begon te branden. Ik beet hard op mijn lip en de tranen sprongen in mijn ogen. “Niet op geven Amata! Nog een klein stukje!” riep Stella uit de verte. Door mijn tranen heen zag ik haar kleine goud-gele gedaante fladderen bij de opening van het Groene Bos. Ik zette nog even door, ik was bijna veilig. Bijna was ik thuis…

    Met het laatste beetje engerie in mij sprong ik met een vreemde boog door de opening heen. Huilend van blijdschap en de schrik viel ik op de grond. Ik had het gered. Ondanks de brandende pijn aan mijn enkels was ik nog heel en leefend. Voorzichtig keek ik achterom en zag dat de grijze mist drukte tegen de doorzichtige rand die voor de opening zat. “Ze kunnen er niet door heen toch?” vraag ik aan Stella en ik kijk haar onzeker aan. “Nee lieverd, gelukkig niet!” zegt ze met haar stralende stem. Opgelucht blaas ik mijn adem uit. “Denk je dat je kan lopen?” ze komt naar mij toe gevlogen en gaat op mijn schouder zitten. Ik knik van ja en zet langzaam een stap. Even wankel ik en zet ik mijzelf schap. “Als het niet gaat kan ik Jahiro halen hoor. Dat is echt geen probleem. ” piept ze in mijn oor. Ik grinnik en zet nog een stap. “Nee het gaat wel lukken, Jahiro kan wachten.” Nog een keer draai ik mijzelf kort om en zie dat de de grijze schaduwen nu verdwenen zijn. Het was echt ternauwernood, anders hadden ze mij ook gepakt. “Het komt goed Amata, ik weet zeker dat je uiteindelijk De Schaduwmannen kan verslaan. En dan al helemaal hun koningin.” Ik geef Stella een zwak glimlachje en ze glimlacht bemoedigend terug. Wij weten allebei dat ik nooit De Schaduwmannen kan verslaan, laat staan hun koningin…Ik moet nog een lange weg.

  2. Als mijn fantasie werkelijkheid zou zijn zou je de wereld magisch & excentriek kunnen noemen! Waar de meest bijzondere wezens zouden leven mythische wezens zoals uit Harry Potter maar ook wezens zoals bijvoorbeeld uit Buffy the vampire slayer, Charmed, Twilight etc. & mensen met een speciale gave/krachtbron je zou het ‘bijna’ een harmonie kunnen noemen maar het zou er niet altijd vredig zijn vanwege de overlevingsdrang waarbij soms slachtoffers vallen.

  3. Gaia Steinbuch

    Leuke win-actie! Ik heb zelf al jaren geen verhalen meer geschreven, maar ik vind het een erg leuk idee van je, Emmy!

  4. Nel

    Ik zou geweldige kleren dragen. prachtige bijeenkomsten organiseren voor mijn broeders en zusters en heel veel verhalen vertellen aan elkaar. ook over de foute wezens natuurlijk. maar vooral een prettige sfeer creëren wat het heel goed toeven is.

  5. Marjolein

    Wat een leuke actie. En moeilijk hoor, want in mijn ideale wereld zouden bijna alle mystieke wezens bestaan. Hier mijn poging:

    Daar was hij dan, Mortimer, de slechte tovenaar die een hele clan had uitgemoord. Het was aan Marjolein om hem tegen te houden voor de rest van de magische wereld werd uitgemoord. Samen met de weerwolf Tristan en de elf Amaril probeert ze hem in de val te lokken. Amaril is als eerste aan de beurt. Zigzaggend door de bomen probeert ze hem naar de open plek in het bos te lokken. Op het laatste moment raakt hij haar bijna met een bliksemschicht. Dan is het de beurt aan Marjolein. Zij stroopt haar mouwen op en vraagt hulp aan moeder Aarde. Ze roept “præfectus immobiles” en gelukkig bevriest hij gelijk. Tristan rent gelijk in zijn wolfvorm naar Mortimer en scheurt hem aan stukken.

  6. Anjanie

    Mijn fanatasie wereld zou er vol met verschillende wezens zitten: deze wezen zou ik graag bij elkaar hebben: Vampiers, weerwolven(fight), teenage mutant turtles, dragonball (z, gt), tovenaars, heksen. Echt te veel. Het zou leuk zijn als deze bij elkaar zouden komen dat zou dus leuk worden. Natuurlijk niet de oorlogen erbij, peacefull/

  7. Nance

    Ik ben geen schrijver…. , en al helemaal geen goede schrijver….ik ben een lezer…. en al zou ik wel een schrijver zijn, dan nog zou ik er niet aan toekomen. Mijn tijd wordt dagelijks voor 100% in beslag genomen door Zwannnns.
    ’s Morgens wanneer de eerste zonnestralen door mijn ramen naar binnen schijnen hoor ik de eerste Zwannnn in de verte al wakker worden. Al snel staan er 4 Zwannnns naast mijn bed die me half slapend, hongerig en ongeduldig aankijken. Ze moeten eten, want als ze niet op tijd hun voer krijgen, dan zijn de wezens bijna gevaarlijk te noemen. Ik spring mijn bed uit en zorg voor de eerste maaltijd van de dag er gaan er nog 2 volgen, en dan heb ik het nog niet over de tussendoortjes die ze moeten hebben om rustig te blijven. We willen geen krijsende Zwannnns in huis…. Dat is als eens voorgevallen, en dat wil ik geen 2e keer meemaken. Dus ik race met bordjes, fruit en sapjes. De Zwannnns kunnen niet tegen koude, dus worden warm aangekleed, worden gewassen en verzorgd. Het zijn wilde beesten…ze klimmen, klauteren, springen, en maken vreemde geluiden en dansjes. Hoewel de wasmachine om half 8 s’morgens al 3 wasjes heeft gedraaid, krijg ik het niet weggewerkt…. er komt maar bij, Zwannnns houden er van om schoon te zijn, maar willen graag dat hun leider dat voor hen doet…. Ik vraag me af… ben ik wel hun leider???
    Het is nu half 8 morgens, er ligt nog een hele dag voor me, in een huis vol mystieke wezens
    De Zwannnns zijn mooi, en zou ze voor geen goud willen missen… maar daardoor helaas geen tijd om een verhaal schrijven, geen kans op een prachtige box, die ik mega graag zou willen lezen. Maar gelukkig wel Zwannnns die er voor zorgen dat ik ook zonder boeken mijn dagen wel vol kan maken ^_^

  8. Marion Poeste Thomas

    Helemaal geweldig deze actie, ik ben echt gek op boeken boxen & deze lijkt me echt super.
    Bij deze de inzending van mijn verhaal:
    ………………………………..
    Ik leef in een wereld met Zepsen, dit zijn mystieke wezens op de planeet Riez. Ze lijken op mensen, maar ze hebben een mysterieuze glimmende huid, die verkleurd naar hun gemoedstoestand. De meeste wezens stralen vrolijke kleuren uit, een enkeling kleurt donker. Hoe ik hier terecht ben gekomen weet ik niet meer, soms komen er flarden van vroeg terug naar boven. Maar het maakt niet uit, ik vind het prettig hier om te wonen. Ik val op door mijn huidskleur, maar heel soms lijk ik ook te ”gloeien”. Sinds ik hier contact heb met Jezze, lijkt het alsof de bewoners van deze planeet tegen mij op kijken. Jezze had altijd een donkere kleur om zich heen hangen, maar toch was er iets dat mij in hem aantrok. Ik had aan het begin ook geen besef van de betekenis van kleuren en hij was de eerste die ik mij kan herinneren. Hij helpt mij te leren leven in deze wereld. Naarmate ons contact steeds meer wordt, lijkt ook hij letterlijk meer kleur in zijn leven te krijgen. Ik ben benieuwd naar wat er mij nog allemaal in de toekomst te wachten staat, of ik ooit mijn verleden zal herinneren en of ik dan nog wel terug zou willen keren naar de andere wereld.

  9. Als ik in een wereld mocht stappen dan koos ik voor gewoon deze wereld, maar met een draai eraan, en in de tijd 1800.
    Mensen weten niet dat er bovennatuurlijke wezens bestaan; warlocks, weerwolven, vampiers, een beetje de standaard termen.
    Maar dan zijn er ook monsters in de vorm van schaduwen, en vampiers die op ze jagen. Romance, spanning, avontuur.

    Londen – 1880

    Nadat ik was uitgestapt, reed te koets met een vaart van me weg.
    Ik zette gedesoriënteerd een paar stappen achteruit, waardoor ik bijna over mijn lange rok struikelde. De regen had mijn jurk doorweekt en ik had moeite om vooruit te komen omdat het materiaal van de perkamentkleurige jurk zo zwaar aan mijn tengere lichaam trok. Als ik had geweten dat het zou gaan regenen die avond, was ik nooit naar buiten geglipt.
    ‘Na zonsondergang is het gevaarlijk op straat, mevrouw Ferno,’ had de zuster gezegd. ‘U weet dat uw vader het liever niet heeft dat u het landhuis verlaat. Dat mooie gezichtje van u trekt namelijk veel verschillende soorten wezens aan.’
    Met “die wezens” bedoelde de zuster natuurlijk weerwolven, vampiers, zielenrovers en de donkere schaduwen die ik wel eens aan het oog voorbij had zien gaan. Het was een wonderbaarlijke wereld waar ik me in bevond. Aan de ene kant leek Londen gewoon zo normaal dat het enigszins saai oogde. Maar als je de mistige sluier verwijderde, kon je zien dat de stad gevaarlijk was. Het zat vol met monsters en kwade krachten. Geen wonder dat mijn vader wilde dat ik in het landhuis bleef. Ik zoog een teug lucht naar binnen, dook ietwat in elkaar om mezelf van de regen af te schermen en beende toen in een vlug tempo verder.
    Er klonk een donderslag. Een heldere lichtflits verscheen aan de hemel en zette een flink aantal kilometer verderop een boom in brand. Rillend bracht ik mijn handen naar mijn mond. Ze waren ijskoud en rood van de regen en de wind. Ik had spijt dat ik mijn warme handschoenen thuis had laten liggen, ze zouden nu erg goed van pas komen.
    ‘Is dat mijn liefste Lotte, de vrouw op wie ik wacht?’ klonk een stem links van mij.
    Ik draaide mezelf een kwartslag naar links en staarde naar het donkere silhouet van een man. Nee, geen man. Het was een jongen. Zijn armen lagen op zijn rug en zijn hoed was doorweekt, maar schermde zijn ogen af van de regen. Alleen als ik goed keek, zag ik de minuscule druppels aan zijn wimpers hangen. Ik herkende mijn geliefde Nathan maar al te goed.
    ‘Zet jezelf in het licht, Lotte Ferno. Je straalt te mooi om jezelf te verschuilen in het duister.’
    ‘Wie ben jij om daarover te oordelen?’ speelde ik lachend het spelletje mee. Plagend draaide ik een paar rondjes en deed net alsof ik Nathan niet zag staan.
    Een nieuwe bliksemschicht verscheen aan de hemel en verlichtte zijn gezicht. Het was precies zoals ik me herinnerde. Een bleke huid, fijne gelaatstrekken, donkere ogen waarin ik al zoveel malen in verdronken was. Zijn pak was een maat te groot, maar ik wist dat Nathan dat niet erg vond. Hij liep wel vaker rond met de afdankertjes van zijn broers. Hij kon het pak ook gewoon een maat kleiner toveren, maar daar besteedde hij liever zijn energie niet aan.
    ‘Mijn Nathan, waarom sta jij in de schaduw?’ vroeg ik met zangerige stem. Het leek alsof ik bijna vanzelf naar hem toe werd getrokken. Mijn voeten leken me te tillen. Toen ik voor hem stond kon ik hem ruiken. Hij rook naar de regen, de buitenlucht en Nathan. ‘Je hebt me niet lang laten wachten vanavond.’
    Hij trok me in zijn armen en drukte een zachte kus op mijn mond. Dat was het moment waarop het risicovol werd. Het was zeer ongepast om met een jongeman af te spreken, tenzij je echt verloofd was. We moesten voorzichtig zijn. Nathan hield zijn hoofd schuin zodat ik het mijne in zijn nek kon leggen. Het paste precies, als een opgeloste puzzel. ‘Het is geen gewone avond, mijn liefste. De lucht is donkerder dan voorheen en ik vrees dat de tijd is aangebroken dat ik ervandoor moet gaan.’
    Geschrokken maakte ik me van hem los. Toen ik in zijn donkere ogen staarde, was het enige dat ik kon zien verdriet. ik wilde zijn blonde haar uit zijn gezicht strijken, zodat ik een excuus had om zijn huid aan te raken. Maar in plaats daarvan slikte ik de brok in mijn keel weg en zette nog een paar passen achteruit.

  10. oh wauw, dat is nog eens een winactie! echt heel gaaf! Maar oei, lastige opdracht XD
    ——————-
    Terwijl ik me voetje voor voetje voortbewoog, klonken overal om me heen stemmen. Hoewel ik wist dat ik ik alleen moest zijn, waren die verdomde stemmen er wel. Ze hielden me al nachtenlang uit mijn slaap; en overdag leken al die stemmen zichzelf belangrijk te vinden. De geluiden klonken allemaal door elkaar heen, waardoor ik er geen woord van verstond. Dat was nog wel het ergste, het niet weten wat ze me te zeggen hadden. terwijl ik voorzichtig doorschuifelde, hield ik mijn blik angstig op de grond gericht. Ik voelde de angst door mijn aderen lopen. Het was immers geen pretje om als 17-jarige hier te komen, en al helemaal niet alleen. een schaduw vloog over, ik zag het aan de grond die even helemaal donker kleurde, en daarna weer de normale schaduwen liet zien die de takken achterlieten op de grond. Ik keek voorzichtig op toen er iets voor me landde en schrok op toen alle stemmen stil werden.
    _______

    Gr. Mass

  11. Langzaam probeer ik mijn ogen open te maken, nog helemaal niet gewend aan het felle licht. Ik kan niet anders dan mijn ogen weer dichtknijpen. Te fel. Ik kan het niet, ik weet dat als ik nu niet meteen opsta en wegloop, het te laat is. Maar ik heb geen kracht meer, ik moet me overgeven. Het is gedaan.

    “Deb?” Vaag hoor ik een stem, een bekende stem, al kan ik hem nog niet thuisbrengen. “Gaat alles wel goed met je Debs?”
    “Ik… blijf uit mijn buurt. Het is beter wanneer je uit mijn buurt blijft.”
    Ik zie dat Olivier zijn hoofd schud, vol ongeloof. Het enige wat ik kan doen is knikken.
    “Ja Ol, ze hebben me hun bloed gegeven. Ik voel de drang naar bloed al. Ze zullen me nooit meer binnen laten, we zijn niet meer geoorloofd om met elkaar om te gaan.” Mijn hart breekt terwijl ik dit zeg, maar ik weet dat Olivier het anders nooit zal beseffen, toestaan.
    “Je bent gek Deb, ik ga echt niet zonder je. Die vampieren kunnen me wat. Je bent een waterbender, dat kunnen ze niet van je afnemen!”
    “Dat is de keus van de stad, dat weet je ook. Ze maakten al een uitzondering voor geesten, speciaal voor jou. Waarschijnlijk zullen ze er niet twee maken. Zelfs niet voor een watersturende vampier.”
    Ik zag de pijn in Oliviers ogen, maar ik wist dat het waar was wat ik zei. Ze gingen geen uitzondering maken, zeker niet voor vampiers. Hun bloed zit niet meer in hun aderen, ze zijn niet te besturen, te gevaarlijk voor de burgers, de waterbenders.
    Hoewel ik de tranen nog zo probeer te bedwingen voel ik ze toch komen, het heeft allemaal geen zin meer. Ik ben ze kwijt, het volk, de hechte gemeenschap wat voelde als familie. Iedereen is weg nu, en ik ben hier alleen over, buiten. Alleen Olivier is er nog, mijn lieve broertje, gestorven op tweejarige leeftijd.
    “Hé Deb, het komt wel goed. Ik blijf altijd bij je. En ik heb een plan.”

  12. Chantalle Bork

    Hier mijn poging, groetjes Chantalle
    Ik lig op de grond in het bos tussen de eikenbomen. Om me heen hoor ik het ruisen van de wind door de bomen en geluiden van de dieren, ook hoor ik een zacht getinkel met af en toe flarden muziek van een voor mij onbekend instrument. Ik heb me een hele tijd afgevraagd wat die geluiden nou toch waren, werd er soms zelfs een beetje bang door. Maar intussen weet ik dat ze afkomstig zijn van de Bozzies kleine wezentjes die op elfjes lijken maar ook een beetje op het dier of de plant die ze beschermen. Meestal vind je ze ook in de buurt van het dier waarover ze waken, zo zit Uil Bozzie vaak op een tak discussies met zichzelf te voeren. En ik denk af en toe dat ik haar versta en probeer dan terug te praten, maar helaas lijken de Bozzies mij nooit te verstaan of zelfs maar op te merken. Daarom besluit ik vandaag om in de boom te klimmen en naast Uil Bozzie op de tak te gaan zitten in de hoop dat ze me nu eindelijk op zal merken. Ik ben een meter of 7 geklommen als ik opeens mijn voet voel wegglijden op een zacht stuk mos. Ik val flauw en als ik wakker wordt lig ik in een soort hol dat ik totaal niet herken, en er staan vreemd genoeg ook enkele Bozzies om me heen

  13. nakita

    Ik moet hier weg, ik moet hier weg! Alle wezens hier zijn gestoord! Ze rennen achter me aan alsof ik een prooi ben en dat is wat ik zeker niet ben! Mijn ademhaling stokt en mijn benen willen niet meer, maar als ik stop ben ik er geweest en dat is wel het laatste wat ik wil. Mijn tijd is nog lang niet geweest!

    Ik en mijn vriendin Annelies zijn op vakantie naar de bermuda driehoek. We willen weten wat er zo raar is daar en we moeten een boek schrijven over onze avonturen daar. Het is een super leuke opdracht en we kunnen er veel mee verdienen dus we zijn nu al op weg daar naar toe. In het vliegtuig is het rustig en er is heel veel luxe, omdat het het privé vliegtuig is van onze uitgever! Er lopen leuke en aardige mooie mensen in het vliegtuig die alles doen om het naar je zin te maken. Het enige rare is de angst in hun ogen! Wat zal het betekenen?

    We konden net rustig landen in een open vlakte. Het is zo stil hier, iets te stil vind ik zelf. Annelies is helemaal door het dolle heen als ze om zich heen kijkt! Alleen maar groen, groen en nog eens groen! Haar droom komt uit! Een wereld zonder elektriciteit en alleen maar pure natuur om je heen.

    Tijdens het wandelen horen we vele geluiden. Van gefluit van vogels tot gegrom van beesten die ik niet thuis kan brengen. Het is raar dat er niemand is die ons komt begroeten. Nadat we midden in het bos zijn aangekomen gaan we even uitrusten na de lange wandeling. We waren zo druk in gesprek dat we niet merkten dat er iets aankwam totdat Annelies ineens naar achter werd gedrukt! Het beest dat haar heeft lijkt op een tijger gemengd met de sluwheid van een vos. Het beest gooit haar op de grond en begint aan haar te scheuren.

    Ik kan net een kreet uitbrengen voordat ik zie dat er nog meer aankomen! Ik moet haar in de steek laten om zelf niet opgevreten te worden. Tijdens het rennen voel ik de emoties hoog oplopen, omdat ik haar achter moest laten, maar het was te laat om haar te redden.

    Ik zie het vliegtuig in zicht komen. Iedereen zit buiten en ik schreeuw dat ze naar binnen moeten! Na wat bedenk tijd doen ze het toch, omdat ze de beesten zien. Ik word bijna ingehaald als ik nog zo een 500 meter moet om het te halen! 300, 200, 100 maar net voor de laatste meter word mijn weg geblokkeerd. Ik kan niet stoppen dus ren om het beest heen die me net nog in mijn arm kon bijten! Ik ren het vliegtuig in dat al aan het opstijgen is en voel een greep in mijn been. Het beest dat me op de hielen zat zit me nu letterlijk in mijn hielen!

    Ik krimp ineen en doe mijn ogen dicht. Dit is het einde! Tot mijn grote verbazing word zijn greep minder en valt hij naar beneden. Hoezo laat hij ineens los? Als ik mijn ogen open zie ik
    Xander achter me staan met een stok. Hij heeft me gered!

    Bij thuiskomst bel ik eerst Annelies de ouders met het slechte nieuws en begin met het schrijven van mijn boek in het ziekenhuis, omdat mijn been te erg beschadigd is en ik net onder het mes vandaan kom.

  14. nakita

    Ben niet zo een goede schrijver maar wil zeker een poging wagen! Super leuke actie en deze staat zeker in mijn top 10 to read

  15. Monique

    Toen ik las dat ik een verhaal moest schrijven dacht ik o nee toch dat kan ik helemaal niet! Ik heb mij er maar toch toe gezet en ben gaan schrijven. Wat blijkt ik vond het hartstikke leuk! Ik ben nu van plan om verder te gaan schrijven met dit verhaal. Nouja hier komt het mijn eerste verhaal ooit!

    Op een donkere lenteavond liep ik naar mijn favoriete plekje op de rotsen. Het was nog frisjes maar dit weerhield mij niet om er toch heen te gaan. Het uitzicht was hier altijd prachtig. Groene valleien en bergen zo ver als je kon kijken. Ik had gelezen in mijn geschiedenis boek dat er vroeger helemaal geen bergen waren in Nederland. Aardeverschuivingen hadden voor dit prachtige landschap gezorgd. Zelf kon im mij een Nederland zonder bergen niet voorstellen. Waar zou ik dan heen moeten gaan voor de rust en de frisse lucht? Na een tijdje te hebben gelezen keek ik naar de lucht. Het was al aardig donker aan het worden. Ik pakte mijn boek en zaklamp in. Opeens zag ik iets in mijn ooghoeken flitsen. Geschrokken keek ik om mij heen. Er was niks merkwaardigs te zien. Ik sloeg mijn rugzak op mijn rug. Tegelijkertijd klonk er een luid gehinnik, dit was geen vrolijk gehinnik zoals bij een paard in de wei, dit geluid was hysterisch. Toen zag ik het een prachtig majestueus paard met op zijn hoofd een grote hoorn. Mijn mond viel open van verbazing. Een eenhoorn!? De eenhoorn werd achterna gezeten door middelgrote beesten met rode tentakels en scherpe tanden. Ondanks dat ze op octopussen leken konden ze de eenhoorn bijhouden. Ik dook achter een rots en bleef verder kijken. Mijn hart klopend in mijn keel. Van de rustige geluiden van de wind was niks meer te horen Gehinnik, paarden hoeven en wolfgehuil. Een roedel wolven kwam de valei binnen gerennen. Ze renden naar de tentakel wezens en gooiden hun hele lijf erop. Tentakels werden eraf gescheurd en uit de monden van de tentakel wezens kwamen verschrikkelijke kreten die de nacht doorboorden. Al vrij snel was er vrijwel niks meer van de tentakel wezens over. Een grote grijze wolf veranderde in een jongen en maakte aanstalten om de eenhoorn te aaien, die inmiddels was blijven staan. Ik liet een kreet uit verbazing. De jongen draaide zich om en keek mij aan net als alle andere wolven. Ik dook weer achter de steen, maar het was te laat ze hadden mij al gezien….

  16. Willemijn

    Super leuke actie! Ik ben ook even achter mijn laptop gaan zitten en daar zijn twee verhalen uit gekomen. Ik vind het leuk om altijd een diepere betekenis in verhalen te leggen en op te zoeken. Daarom wilde ik niet iets schrijven over een uitgesproken mystiek wezen zoals een fee, vampier of elf, maar meer iets allerdaags. Er zijn mystieke dingen dagelijks om ons heen. Neem bijvoorbeeld het dierenrijk. Als je in de ogen kijkt van sommige dieren zie je een hele andere mystieke, geborgen wereld. Ook wilde ik iets doen het religie, omdat deze ook vol mystiek zit. Daarom mijn twee verhalen ‘ Ik droom’ en ‘Onschulding schuldig’. (ik ben er meer dan 2 uur mee bezig geweest haha!)

    IK DROOM

    Het was zo koud.
    De sneeuw onder mijn blote voeten leek in mijn vel te bijten. Om mij heen lag het als een dik kleed over de boomtakken heen, terwijl ik mijn eigen weg maakte door het bos. Er was geen pad. Geen orde. Alleen een wirwar van witte, bladerloze takken die als handen naar mij uitstrekten. Mijn adem bevroor als een wolkje om mijn mond.
    Mijn lichaam schokte van de kou in de lange, groene jurk die als een zomerse bos bladeren over de grond sleepte. Het liet een uitgestrekt spoor achter wat mijn afgelegde weg markeerde. De voetsporen die achter mij waren kon je nauwelijks onderscheiden.
    Het bos sliep. De witte kleur van de sneeuw liet aarde en hemel in elkaar over lopen. De raden van de toppen van de takken vervaagden. Er waren geen dieren in de lucht.
    Rechts van mij, dichtbij een donkere boom hoorde ik ineens een geluid.
    Ik keek op en voelde hoe mijn wimpers de huid onder mijn wenkbrauwen streelden. Een roodborstje, klein als het beestje was, zat aan de voet van de boomstam.
    Het witte, bevroren water leek door een onzichtbare hand te worden gladgestreken rond om hem, als een windloze zee. De smalle poten van het vogeltje grensde aan een grote plas bloed, dat zich naar links uitrekte en afdreef van de boom. De diepe kleur stak gruwelijk af tegen de omgeving. Ik ontdekte één wat donkere vlek in de plas zelf, waar het bloed in eerste instantie was gevallen en zich had uitgebreid naar verschillende hoeken. Het spreidde zich uit. Sneeuwvlokje voor sneeuwvlokje kleurde rood.
    Ik hoorde hoe de natuur zuchtte. De wind brabbelde onverstaanbare woorden in mijn oor. De vorst liet de harde grondkraken en takken tikten tegen elkaar.
    Het roodborstje keek mij aan. Het draaide zijn hoofd iets schuin en hipte een enkele centimeter naar me toe.
    “Rein of onrein van hart, we bloeden allemaal het zelfde rood.”
    Ik liep naar de boom toe, legde mijn hand op de donkere bast. De zoom van mijn jurk tikte zachtjes tegen een vleugel van de vogel.
    De zon kwam tevoorschijn boven de bomen uit. Ik keek naar mijn arm die ineens werd gestreeld door duizenden lichtvingers. Het licht kuste de grond en streelde de bomen en struiken. Minuscule sneeuwvlokjes die uit de lucht vielen werden magisch verlicht.
    Ik keek naar de plas bloed van de onbekende persoon en boog me voorover.
    In het dieprode zag ik mijn spiegelbeeld in het gerimpelde oppervlak.
    Hij is rood, dacht ik. En ik ook. Iedereen is rood.
    Neem het hart van een moordenaar, van een heilige en van een ongeborene. Maak ze open en laat eruit stromen wat ons levend maakt. We zijn van binnen allemaal hetzelfde. Alleen de ziel onderscheidt ons van wie we werkelijk zijn. Deze heeft alleen geen kleur dat ons karakteriseert, maar een bepaalde kracht. Een licht zoals de zon, dat door onze huid heen schijnt naar buiten toe. Dat de omgeving om je heen verwarmd of juist laat afkoelen.
    Ik maakte mijn blik los van mijn eigen ogen en draaide me om naar de vogel.
    Het keek even terug naar mij met zwarte kraaloogjes en sprong toen in de plas voor mijn voeten. Zijn poten zonken weg en zijn buikje zweefde niet iets boven het oppervlak. Het beestje dompelde zich toen onder, schudde met lijf en liet het bloed tussen zijn veren lopen.
    Het waste zich in een bad dat een huivering moest opwekken, maar dat voelde ik niet. Ik keek toe en weerstond de drang om zelf ook mijn handen naar de plas uit te strekken.
    De vogel stopte met zijn handelingen en strekte zijn hoofdje uit naar de zon. Enkele seconden glansde de zon in zijn oogbollen en felle schitteringen dansten in de plas om het beestje heen.
    Daarna spreidde het zijn vleugels, steeg op, legde zijn poten strak tegen de onderkant van zijn buik en verdween tussen de bladeren die er niet waren.

    ONSCHULIG SCHULDIG

    Ik had vannacht niet gedroomd. Dat leek me al een slecht teken toen ik wakker werd, maar dat deze dag zo gruwelijk zou lopen had ik niet eens met mijn donkere gedachtes kunnen bedenken. De kaars die naast mijn bed onheilspellend flakkerde terwijl er geen wind in mijn kamer was, negeerde ik. Ik was blij dat ik alleen sliep ook al betekende het dat alle andere nonnen niets met mij te maken wilde hebben. Ik vertelde mezelf dat het me niet kon schelen, maar het bleef moeilijk om de afkeurende en walgende blikken zonder emoties aan te zien. Ik was een oblaat, net zoals elke andere non hier. Een weggegeven kind aan het vrouwelijk klooster, net als zij. Samen met mijn geestelijke zusters kenden wij onze ouders niet. Het enige wat we wisten was onze gegeven naam. Misschien maakte mij dat anders. Ik had er geen gekregen.
    Moederoverste noemde me daarom maar Lucia, naar de Heilige Lucia, de bewaarder van het menselijk zicht. Het was een naam waarvan de demonen om mij heen hard begonnen te lachen.
    “Luciaa, lucia, lucia!” gilden ze hard terwijl ze uit hun schilderijen en standbeelden kropen. Ik had eraan moeten wennen dat niemand anders ze zag behalve ik.
    Misschien had hun aanwezigheid iets te maken met mijn onbekende naam en mijn rode haarpunten. Bij mijn wimpers en wenkbrauwen knipte ik ze eraf, maar onder mijn kap hield ik mijn hoofdhaar angstvallig gevangen. Mijn haren leken net een zwarte raaf met bebloede veerpunten.
    Ik vlocht mijn haar in, waste mij gezicht met het water uit de kom wat naast mijn bed stond en kleedde me aan. Ik stond op het rooster van de ochtend getijden. Het vroegste gebed van de dag. Ik griste de nog steeds onrustige kaars van mijn kastje en liep naar buiten. De ochtend was ijzig koud en ik trok mijn habijt strakker om me heen. De biddende geknielde mensen in de tuin probeerde ik stilletjes te passeren, maar het grind knerpte onder mijn voeten.
    Plotseling kwam er iets uit de lucht gevolgen.
    Ik gaf een gil.
    “Lucia, Lucia! Lucia met de zondige ogen.” Krijste Gula in mijn oor terwijl hij op mijn schouders landde “Kom mee, kom mee! We hebben iets gevonden, mijn zes broeders en ik!”
    Een aantal nonnen keken met gefronste wenkbrauwen naar mij op, gestoord uit hun ochtendgebed. Ik neeg mijn hoofd naar hen en stampte zo snel mogelijk naar de kerk terwijl ik Gula van mijn schouders probeerde af te schudden.
    “Laat me met rust, Gula!” siste ik tussen mijn tanden door. Ik probeerde niet naar het zwart, rood en paarse wezentje te kijken. Zijn veel te grote ogen keken gretig naar mij vanuit zijn bokachtige kop. Hij sloeg met een van zijn vleugels tegen mijn nek toen ik er bijna in was gelukt om hem van me af te slaan.
    “Nee. We hebben echt iets. Je moet komen kijken.”
    Ik gromde en vervloekte het stomme, achterlijke beest. Zou hij werkelijk denken dat ik me door hem mee liet lijden? Ik duwde de zware deur van de kerk open en stapte naar binnen. Gula sprong direct van mijn schouders en bleef in de lucht fladderend hangen, veilig buiten de kerk.
    “Lucia, echt! Negeer ons niet. Je moet een van je zusters helpen! Een van hen heeft een grote zonde begaan. Je moet haar redden. Nu!’
    Ik verstijfde.
    Gula begon opgewekt te grijzen toen hij doorhad dat hij mijn interesse had gewekt.
    “Kom gauw kijken!” hij draaide zich om in de lucht “Volg mij!”
    De deur van de kerk drukte zwaar tegen mijn arm waarmee ik het nog openhield. Ik keek naar mijn zusters die samen met mij dienst hadden. Ze stonden plechtig met zijn allen bij elkaar voor het altaar. Een van hen hield mij strak in de gaten. Ze deed al een stap in mijn richting toen ik mijn beslissing maakte.
    Vijf minuutjes. Ik ga gewoon even vijf minuutjes kijken.
    Ik gooide mijn lijf snel naar buiten voordat de zuster me achterna zou gaan. De kerk deur sloeg hard achter me dicht. De ramen trilden. Ik rende achter Gula aan die aan het zingen was in de lucht terwijl hij mij de weg wees. Mijn ziel vloog met hem mee door de lucht en een glimlach verscheen op mijn gezicht.
    Het leek me heerlijk om zo vrij te zijn! Misschien was Gula slecht, maar hij was tenminste vrij!
    Gula’s weg leidde uit de kloostergemeenschap en ik glipte langs de poortbewaarder voordat die mij tegen kon houden. Gula maakte een scherpe bocht naar rechts, de muren van het klooster langs. Ik hoorde de rivier die langs het klooster stroomde al voordat ik hem zag. Gula vloog er direct naar toe. De ondergrond werd rotsachtiger en puntiger toen ik steeds dichter bij de oever kwam. Op een steen bij het water zag ik zijn zes broertjes zitten. De waren druk in discussie en klapperden wild met hun vleugels. Irus, het meest boosaardige wezentje van allemaal, sprong naar het water toe en zijn broers begonnen in koor te krijsen.
    Toen ik dichterbij kwam zag ik waar hij op gedoken was en mijn maag draaide om.
    Een baby.
    Een baby met een blauwe kleur van de kou verstrikt in een waterplant.
    Ik klapte dubbel.
    Gula ging op mijn hoofd zitten maar ik sloeg hem er wild vanaf. Ik wilde naar hem schreeuwen en krijsen omdat hij me hiernaar toe had gebracht maar ik had geen lucht. Mijn verscheurde ziel zette op in mijn borst en ik kon niks meer dan ademloos kijken naar het lijkje van de onschuldige.
    “Een van de zusters heeft dit gedaan” riep Irus en hij prikte met zijn poot in het buikje. Hij was maar een demon en kon geen schade werkelijke schade aanrichten aan het kindje, maar deze respectloze beweging deed me naar voren vliegen. Ik schopte het beest er vanaf. Hij siste naar me als antwoord.
    Gula ging op de grond zitten bij de baby en keek naar me omhoog.
    “Een van je zusters was zwanger, Lucia. Je moet dat gezien hebben. Ze baarde het kind en gooide het over de klooster muur in de rivier om niet betrapt te worden.”
    Ik schudde ongelovig mijn hoofd.
    “Dat kan gewoon niet Gula” fluisterde ik “niemand is zo boosaardig om zoiets gruwelijks te doen.” Hij haalde zijn schouders op en antwoordde niet.
    “Wat moet ik nu doen, Gula?”
    Hij haalde nog een keer zijn schouders op en ik begon te huilen. Ik haalde het lijkje uit het water en trok mijn kap van mijn hoofd om hem erin te wikkelen. De demonen begonnen te joelen en te roepen toen ze mijn rode haarpunten zagen, maar het kon me niks schelen.
    De zuster die dit had gedaan was een monster. Ze moest hiervoor boeten.
    “Gula, wie heeft dit gedaan?” vroeg ik tussen mijn tranen door.
    Gula wilde het hoofdje van de baby aanraken maar ik sloeg zijn klauw weg.
    “O,” zie hij luchtig “Die dikke. Moeder overste ofzo?”
    Met een ruk stond ik op en ik begon te schreeuwen.
    “Heeft moederoverste dit gedaan?! Is dit haar baby?”
    “Nee, nee Lucia! Zij gaf de opdracht. Ik weet niet precies welke non het was. Ze zien er allemaal hetzelfde uit.”
    Ik rilde en liet de informatie tot me door dringen. Moederoverste wist dus dat een van haar zusters in verwachting was van een kind en ze heeft haar niet de deur gewezen. Nee, ze heeft in plaats daarvan de baby laten ombrengen. De zondige moeder leeft nog steeds en geniet van de bescherming van het klooster. Ze bid, zingt en slaapt elke dag in en uit in vol geluk. Haar baby is dood, koud en blauw. De schuldige leeft. De onschuldige dood.
    In een klap verdween de grond onder mijn voeten. Alles wat ik geleerd had, alles waarvoor ik op mijn knieën heb gelegen en voor heb gebeden was een leugen. Hoe kon een christelijke vrouw zoiets gruwelijks doen in eigen belang? Hoe kon mijn lerares, mijn meesteres, mijn moederoverste iemand hiertoe de opdracht geven?
    Ik keek naar Gula.
    Wie is er dan echt slecht en wie is er dan echt goed?
    “Wat ga je nu doen, Lucje?” vroeg Irus terwijl hij me kwaadaardig toelachte.
    Ik keek naar de baby en voelde een hete zelfverzekerdheid in mij branden als een storm vol woede.
    “Ik ga zorgen dat dit baby’tje op gewijde grond begraven wordt.”
    Was dat niet het enige goede op dit moment? Ik wilde dat dit baby’tje wat zo gruwelijk van het leven weggerukt werd tenminste met respect en vrede het hiernamaals kon ontdekken.
    De zeven demonen begonnen te lachen. Ze rolden over de grond en wezen met hun scherpe klauwtjes naar mij terwijl ze zich lieten omrollen in hun lachbui.
    “Jij? Hoe kan dat nou? Een bastaard kind zou nooit begraven worden op gewijde grond. Dat is alleen voor christelijke, hoogstaande mensen!”
    De hitte sloeg door naar mijn armen en benen. Ineens stond ik in brand. Op het eerste gezicht zou ik zeggen dat het pure haat en woedde was wat mij zo liet gloeien, maar zo voelde ik me helemaal niet. Ik wilde gerechtigheid. Pure gerechtigheid. Ik zou de vrouw met haar lege buik confronteren met haar dode kroost. Ik zal haar laten zien wiens hand dat was. Ik voelde mezelf groeien. Toen ik omhoog keek naar twee vliegende demonen in de lucht zag ik dat mijn wimpers weer hun rode kleur hadden gekregen aan de toppen. Vuriger dan ooit.
    “Ik ga ze dwingen.” Zei ik oprecht en de demonen rondom mij vielen stil. Ze keken me onzeker aan. Irus begon terug te schuifelen en ging achter de rots zitten om hemzelf uit het zicht te onttrekken. Het hield mij niet tegen om juist mijn blik als een brander op hem te focussen.
    “Ik, de onbekende Lucia, zweer hierbij dat ik rechtvaardigheid zal dwingen in dit klooster. Met alles wat mij geleerd is, wat in mij is en wat er is zal ik proberen om deze taak te volbrengen. Ik kan het niet toestaan dat ik in een klooster leef en wordt uitgespuugd door mijn schichtige gedaante terwijl er andere vrouwen zijn die niet veroordeeld worden maar veel gruwelijkere dingen doen. Ik zal zorgen dat degene die eer toe komt, eer krijgt. En wie oordeel verdient, oordeel zal krijgen. En alles en iedereen wat leeft op deze aarde mag bij daarbij helpen. Ik ben klaar met me te verstoppen. Zowaar als dat ik mijn eigen naam niet ken, zweer ik dit.”
    Een schaduw viel over me heen en de demonen die me eerst aan hadden gestaard schoten verschrikt alle kanten op. Ze gilden, vlogen weg en verstopten zich voor hetgene wat achter mij stond.
    Langzaam draaide ik me om. Ik verwachtte moederoverste te zien, of een van mijn mede zusters, maar in plaats daarvan zag ik iets totaal anders.
    Licht
    Wit
    Niet menselijk
    Buitengewoon
    Mooi
    “Zo,” zei hij terwijl een van zijn vleugels achter zijn rug duwde “mag ik me dan nu voorstellen?”

  17. Ik zit momenteel het teken van Athena van Rick Riordan te lezen, dus je snapt waar mijn inspiratie opeens vandaan kwam.
    Eigenlijk vind ik dit best een gaaf idee… Hm. Misschien schrijf ik op een dag wel verder, we zien wel!
    Voor nu, bedankt als je dit gelezen hebt! En bedankt voor de super gave winactie! 😀

    _________________________

    De ranzige geur van dood en verderf baant zich een weg mijn neus in. Ik kijk weg, wetende wat ik binnen enkele seconden zal zien, maar mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn zelfbehoud. Recht voor me uitkijkend valt mijn blik op het lichaam, en meteen wens ik dat ik niet gekeken had.
    Vlad blijft op respectievelijke afstand staan en ik kan het hem niet kwalijk nemen. Niet alleen is het slachtoffer bijna niet te herkennen als nimf, ze is ook nog eens volledig omringt door een plas bloed. Als rechercheur score je geen punten met het opdrinken van mogelijk bewijsmateriaal.
    ‘Wat hebben we?’ vraag ik Maddie, die door haar duistere zonnebril naar het lichaam zit te turen. De slangen op haar hoofd sissen luid en eentje probeert me zelfs te bijten, maar de Gorgo slaat hem zonder zelfs ook maar op te kijken weg.
    ‘Iemand was niet al te blij met ons nimfje hier,’ zegt ze bedenkelijk. Ik kan het niet met haar oneens zijn. Diepe rijen wonden, volledige afgescheurde stukken, opengereten borstkas. Wat de nimf ook had gedood, het was niet al te blij geweest.
    ‘Het is waarschijnlijk een beest,’ gaat Maddie onverstoord verder. ‘Zie je de rand van die wond? Tandafdrukken. En die lange wonden daar? Dat moeten klauwen zijn geweest. Tenzij we te maken hebben met een nimf met een zeer stevige pedicure moeten we het geloof ik in de richting van een wilde zoeken.’
    Ik bedank de vrouw en geef haar een schouderklopje. Ze kijkt op van haar werk, en ook al kan ik haar ogen niet zien weet ik dat de glimlach oprecht is. ‘Dank je, meisje,’ zegt de eeuwenoude Medusa. ‘Ik neem het lichaam mee terug naar het bureau voor een autopsie. Het lijkt me duidelijk wat haar gedood heeft, maar schijn kan bedriegen.’
    Bij het horen van die koosnaam krimp ik in elkaar. Zo werden mijn moeder en ik vroeger genoemd. We werden vereert, alom gerespecteerd. En wat was ik nu?
    Haar woorden dringen amper tot me door en ik weet niet hoe snel ik van de plaats delict weg moet komen. Als ik eenmaal een flink stuk van het lichaam en de Gorgo vandaan ben komt Vlad naast me lopen.
    ‘En?’ vraagt de vampier. ‘Heeft het met de vloek te maken, denk je?’
    Het voelt alsof mijn hart in ijs verandert. Zonder een woord te zeggen versnel ik mijn pas, en even durf ik te hopen dat Vlad me niet zal volgen. Al snel blijkt dit valse hoop.
    ‘Wacht! Ik bedoelde niet… Persephone, wacht!’
    Als door mijn vaders bliksem getroffen draai ik me om. ‘Noem me niet zo,’ bijt ik Vlad toe. Ook hij is gestopt met lopen en zijn ogen worden groot van schrik. ‘Ik weet niet of deze moord met de vloek te maken heeft. Net als dat ik het de vorige keer niet wist, en de keer daarvoor ook niet. We beginnen met het onderzoek en zien dan wel weer. Begrepen?’
    Stilletjes knikt Vlad zijn hoofd. De tatoeage van de tweetand op zijn arm, het teken van mijn man Hades, is in zijn huid gegrift. Voor de vampier een grote eer. Hij is aangewezen om mij te helpen op mijn queeste. Voor mij is het alleen maar een herinnering aan alles wat ik kwijtgeraakt ben. En dat is veel, geloof me.
    Hoe hard ik me ook probeer te focussen, het lukt niet meer. De vloek spookt door mijn hoofd, en er is niets wat me ervan kan afleiden. “Je zult verbannen worden naar de sterfelijke wereld,” had de druïde gezegd. “De enige manier waarop je kan terugkeren is het oplossen van de moord op de onschuldige.”
    Dus hier was ik, ploeterend door de modder lopend op zoek naar aanwijzingen. Zou dit de onschuldige zijn waar over was gesproken? Het zou kunnen. Alles wat ik op dit moment wil is naar huis, naar mijn moeder. Zelfs de onderwereld bij Hades klinkt op dit moment aantrekkelijk. Niets van dit alles is mogelijk. Ik zit gevangen in dit nutteloze lichaam van een rechercheur die op een dag wakker werd en niet langer haar eigen lichaam bezat. Geen idee wat er met haar gebeurd is. Het boeit me ook niet zo, als je het moet weten.
    Zou dit dan het moment zijn waar ik op heb gewacht?
    De moed zinkt me in de schoenen als ik het boek zie, te midden van een ingewikkeld patroon getrokken in de modder, omringt door kaarsjes. Een ritueel. Wie datgene heeft opgeroepen is niet eens een vraag meer.
    Met een zucht pak ik het boek op en geef ik het aan Vlad. Wat ze ook opgeroepen heeft, het was vast niet om iets goeds te doen. Weer geen onschuldige dus.
    Hoe lang kon deze vloek nog duren? En wat heb ik gedaan om dit te verdienen? Ik weet het echt niet.

  18. Yara

    Super leuke actie! Ben nog net op tijd toen ik hem voor het eerst zag kon ik hem niet lezen en daarna helemaal vergeten tot ik nu even zoiets had van even terug kijken.

    Als ik in een fantasiewereld zou leven met mystieke wezen zouden het vooral met vampiers, weerwolven en heksen zijn.
    Ik ben alleen zo slecht in verhalen schrijven, maar ik ga toch een poging proberen te wagen.

    Op een avond liep ik alleen midden in de nacht door het bos waar ik normaal alleen kom als het licht is. Ik wist dat ik beter niet deze weg naar huis kon nemen. Iedereen in de omgeving verteld allerlei verhalen over dat er vreemde wezens in de nacht door het bos ronddwalen.
    Als ik eenmaal twee kilometer heb gelopen door het bos hoor ik vreemde geluiden. Ik kijk om maar ik zie helemaal niets. Voor ik het weet begin ik het op een rennen te zetten om zo snel mogelijk het bos uit te komen, maar eigenlijk wil ik het bos niet uit. Ik wil weten wat ik hoorde, waar het vandaan komt. Met deze gedachte loop ik een stukje terug.
    Ineens staat hij daar. Een ontzettend knappe man, maar volgens mij is het geen gewone man. Als ik hem eens goed aankijk zie ik dat het inderdaad geen normaal persoon is. Hij heeft scherpe hoektanden en kijkt me met grote ogen aan. In die grote ogen van hem verdrink ik en ik zou niets anders willen dan hem beter leren kennen en mijn leven met hem te delen.
    Nadat we misschien wel minutenlang zo hebben gestaan grijpt hij me vast en hij bijt mij. Langzaamaan voel ik het gif door mijn lichaam verspreiden. Dan besef ik me pas hij is een vampier.
    Wanneer ik bijkom voel ik een enorme bloeddorst, maar ik zie niemand waar ik mijn tanden in kan zetten. Ook zie ik hem niet. Wel merk ik op dat ik niet meer in het bos ben waar ik vannacht doorheen liep voor ik hem tegenkwam. Dan hoor ik heel luid en duidelijk voetstappen en vermoed dat hij het is.
    De deur van de kamer gaat op en hij komt binnen met een zak bloed zodat ik er niet iemand voor hoef om te brengen. Het stilt mijn honger maar ik blijf me maar afvragen wat zijn naam is en wat hij van mij wil. Terwijl ik sta te bedenken hoe hij heet weet ik het ineens. Ik ken hem. Het is de oudere jongen die vroeger bij mij in de straat. Zijn naam is Kev en altijd heb ik hem al leuk gevonden. De geruchten gingen dat hij toen hij daar nog woonde dat hij ook erg van mij gecharmeerd was.
    Wat zal de toekomst me nu brengen? Hoe ga ik dit allemaal overleven? Wat zullen mijn ouders denken? Ze weten immers niet waar ik ben. Ik weet het allemaal niet, maar ik zal er van uit moeten gaan dat het allemaal goed gaat komen.

  19. Jawayriya

    Kleine witte sneeuwvlokjes kwamen in mijn raven zwarte haren terecht. Het was zomer en het sneeuwde, nou ja, het sneeuwde alleen boven mij. De sneeuw elfjes in dit woud waren weer eens bezig.
    ‘Hoi.’mompelde ik glimlachend naar de elfjes. Hun vleugels gingen snel op en neer en veroorzaakten een zoevend geluid. Een van de elfjes kwam op mijn schouder zitten waardoor ik het ijskoud kreeg, telkens wanneer een van de sneeuw elfjes op je gingen zitten kreeg je het hartstikke koud. Bij de vuur elfjes kreeg je het juist weer heel warm, meestal verbrandde je jezelf ook door hun aanrakingen. Daarom bleef ik liever uit de buurt van de vuur elfjes, ondanks dat ze hartstikke mooi waren.
    ‘Jay!’ Ik draaide me om bij het horen van mijn naam, door mijn plotselinge beweging viel het elfje van mijn schouder, maar voordat ze de grond raakte fladderde ze weer omhoog en ging in een boom zitten.
    ‘Waarom zit je toch altijd hier?’vroeg mijn beste vriend Alec.
    ‘Omdat het hier zo mooi is! Hier zitten de sneeuw en water elfjes! Kijk dan hoe mooi de water elfjes dansen en de sneeuw elfjes rond vliegen en voor wonderbaarlijke beelden zorgen!’ zei ik wild gebarend naar de water elfjes die sierlijk zaten te dansen op het water. Heel hun lichaam was gemaakt van water, maar het leek net alsof ze kleding droegen.
    ‘We moeten gaan. Dara is niet zo geduldig.’ zei Alec een beetje ongeduldig. O ja, Alec en ik hadden afgesproken om naar het land van de Duistere Prins te gaan, de beruchte Duistere Prins te gaan. Het gerucht ging dat de Duistere prins allerlei duistere wezens in zijn macht had en oogverblindend knap was. Alleen gingen Alec en ik er niet voor onze plezier heen, de koning had ons een opdracht gegeven, we moesten voor het het Bloesem- Hanami Matsuri- feest een bericht hebben afgeleverd bij de Zwarte Prins.
    ‘Ik kom al.’ Met grote passen liep ik achter Alec aan en volgde hem naar de grote, prachte draak Dara. Dara en Alec waren onafscheidelijk en ongeveer even oud, ze waren beiden heel jong toen ze elkaar leerden kennen. Alec vond Dara in een gebroken ei achtergelaten in het woud en sindsdien waren ze altijd bij elkaar. Ze hadden een hele hechte vriendschap.
    Dara gromde toen ze mij zag, o ja, ze had ook een hekel aan mij, ze mocht me niet omdat Alec en ik ook een hele hechte vriendschap hadden.
    ‘Kom op Dara, het is Jay maar.’ Bij het horen van mijn bijnaam begon Dara nog harder te grommen en begon Alec te lachen.
    ‘En waarom gaan we niet te paard?’ vroeg ik brommend aan Alec.
    ‘Omdat we met Dara sneller bij onze bestemming zijn.’ zei Alec. Ja, daar had jij gelijk in.
    ‘Ik ga liever te paard, ondanks dat Dara een prachtige draak is. Te paard komen we nog zulke mooie wezens tegen. Misschien wel de dame van de nacht!’ De dame van de nacht was een geest wie rond doolde op zoek naar haar moordenaar, het gerucht ging dat ze beeldschoon was en ik wilde haar zo graag tegen komen. Bijna net zo graag als het zien van de Duistere Prins. Ik was echt heel nieuwsgierig naar de Duistere Prins, volgens de verhalen zwierven er altijd zwarte en rood gloeiende elfjes rond hem, elfjes van de nacht en vuur elfjes en hij verbrandde nooit, hij had geen last van de elfjes. Ook had hij volgens de verhalen een aura zo duister en mooi tegelijk en had hij krachten waar wij alleen van konden dromen. De Duistere Prins ontmoeten was mijn grootste droom.
    ‘Ja en misschien komen we vampiers tegen, de bloedzuigers of weerwolven!’ snauwde Alec terwijl hij op Dara ging zitten- hij moest eerst op haar klimmen, Dara was namelijk gigantisch.
    ‘Maar de elfjes, de feeën, bosnimfen, dwergen, kobolden! De legendes die waar kunnen zijn! Laten we te paard gaan!’ ik droomde alweer weg.
    ‘Ga jij maar alleen! Ik ga met Dara.’
    O jeetje, ik durfde niet alleen te gaan, ik was bang in het donker. Nu had Alec me. Hij wist dat ik bang was in het donker.
    ‘Al goed, al goed.’bromde ik terwijl ik met veel moeite op Dara klom en achter Alec ging zitten. Enige voordeel die ik nu had was dat mijn ontmoeting met de Duistere Prins eerder zou plaats vinden. Ik kon haast niet wachten. De Duistere Prins leek zo geweldig in de verhalen, zo geweldig en Duister en ik moest weten of het waar was. O en ik wilde de eerste zijn die achter de naam van de Duistere Prins kwam, niemand kende zijn naam. NIEMAND.
    Dat de koning Alec en mij had gekozen om een brief naar de Duistere Prins te sturen, dat was gewoon ongelofelijk. Zonder de opdracht van de koning zou ik deze kans nooit hebben gekregen, dankzij de koning zou ik de Duistere Prins ontmoeten.

    Een week later waren wij de gast van de Duitere Prins, we zaten al 3 dagen in zijn vertrekken, een groot paleis dat naar magie rook en overal zwierven, vlogen en liepen magische wezentjes, sommigen waren groot en sommigen weer klein.
    Al mijn verwachtingen over de Duistere prins klopten. Hij was nog duisterder dan in alle verhalen o en hij was knap- heel knap. Hij had gitzwart haar, gif groene ogen, een huid zo bleek en wit als sneeuw, een strakke kaaklijn, hij was lang en had brede schouders. Om hem heen vlogen inderdaad allerlei nacht en vuur elfjes. De Duistere prins had een raar soort humor, hij was sarcastisch en arrogant. Achter zijn naam was ik nog niet gekomen en ik was bang dat ik daar nooit achter zou komen, hij weigerde namelijk over zichzelf te praten. Telkens wanneer Alec en ik iets aan hem vroegen dat over hem ging begon hij over de draken, elfjes, nimfen, kobolden of over ons, hij antwoordde nooit een van onze vragen.
    ‘Jullie draak. Ze is mooi.’ Ik schrok heel erg van de kille, duistere stem van de Duistere Prins.
    ‘Dara is van Alec, ze is inderdaad heel mooi. Alleen mag ze niemand.’ mompelde ik. Achter de Duistere Prins liep een fee, nee ze zweefde, ze liep zeker niet. Ze zweefde ook niet. Ze vloog, wel dicht bij de grond maar ze vloog, haar grote zwarte vleugels raakten de grond en haar kleine handje had de cape van de Duistere prins beet. Haar had ik nog nooit eerder gezien. Uit haar hoofd staken twee zwarte hoorns, maar het maakte haar er niet lelijker op, ze zag er door haar hoorns er alleen maar schattiger uit.
    ‘Dit is Elsa.’ zei de Duistere Prins nog snel. ‘Mijn zus.’
    ‘ Zus?’ Zij was toch echt een fee met vleugels, hij was een mens met krachten, geen fee.
    ‘Ja.’ antwoordde hij.
    ‘Hoe…?’
    De DUistere prins zuchtte, maakte zijn knoopje van zijn cape los en liet die op de grond vallen, meteen kwamen er twee grote majestueuze zwarte vleugels tevoorschijn, vleugels die hartstikke zacht leken, waarin duizenden veren zaten. Vleugels waarop ik jaloers was. Alleen had de Duistere prins geen hoorns.
    ‘Een halfzus. Mijn moeder was een fee en vader een mens…. Haar beide ouders zijn magische wezens, vandaar de hoorns en vandaar de bijnaam: Duistere Prins. O en daarbij is mijn naam allang bekend.’ zei de prins grijnzend. Hè? Waar had hij het over?
    ‘Ik kan je gedachten lezen… Je wilt mijn naam weten sinds je hier bent. Al sinds daarvoor… Maar omdat iedereen te dom is om zich mijn naam te herinneren, Ik heet NOAH.’
    Noah. Dat was zijn naam. Noah had gigantische vleugels en was dus deels een fee? Wow. Geen wonder dat hij de Duistere prins werd genoemd, door zijn vleugels zag hij er alleen maar knapper en duisterder uit.

  20. Kim Milkyway

    Vroeger kon ik met heel veel fantasie een redelijk verhaal schrijven maar nu lukt het me niet meer.

    De wereld waar ik over schrijf heet Kisanu.

    Hoe ziet het eruit?:
    De gebouwen zijn daar gemaakt van gekleurde stevige kussens, de bomen hebben een dikke zuurstok als bast met zure matten als bladeren en daarin groeit speelgoed, boeken, videogames en snoepgoed (verschilt per boom). Het water ziet er hetzelfde uit als in deze wereld

    Wie leven er:

    Naam wezen: Focru
    Uiterlijk: De Focru heeft grote kattenoren die een beetje slap hangen. Zijn tanden zijn groot en slijmscherp. Ze staan op twee benen en hebben een rood met zwart gekleurde vacht. Daar naast heeft hij heeft negen staarten. De legende zegt dat die voor zijn negen levens staan.
    Element: Vuur
    Kracht: Dit wezen kan vuur spugen en de gebieden opwarmen als dit nodig is.

    Naam wezen: Happus
    Uiterlijk: De Happus heeft rechtopstaande hondenoren en een staat op twee poten.
    Element: Water
    Kracht: Dit wezen kan de wereld weer in bloei zetten en de golven van het water beheersen.

    Naam wezen: Inopear
    Uiterlijk: Dit wezen lijkt heel erg op een eenhoorn. Op zijn paarden hoofd draagt hij een grote hoorn en aan de zijkanten van zijn lijf heeft hij twee grote fleugels. Hij heeft een pluche staart. Zijn vacht is zacht roze en zijn manen en staart zijn baby blauw.
    Element: Lucht
    Kracht: Dit wezen kan het weertype veranderen en zorgt er voor dat er altijd en overal genoeg zuurstof is.

    Het Verhaal:

    Kisanu staat op instorten. Het ik persoon Milkah (Focru), Waterwall(Happus) enLikux (Inopear) worden naar de vier wereld delen gestuurt om de vier stenen (vuur, water, donder en gras) te pakken te krijgen en ze naar het midden te krijgen. Alleen zo zal de wereld gered kunnen worden? en waarom begint Milkah zich zo raar te voelen in de buurt van Waterwall? Het is verboden dat twee wezens van een verschillende soort een relatie beginnen.

    Stukje uit het verhaal:

    Voor ons zien we iets bewegen en elke stap die ik zet word het me duidelijker wat ik zie ‘Waterwall!’ gil ik terwijl Likux en ik al naar het toe rennen. Hij kermt van de pijn. De tranen rollen over mijn wangen terwijl ik kijk hoe hij eraan toe is. ‘Wat is er gebeurt.’ Vraag ik. ‘Er waren net twee Focru’s en die hebben in mijn nek gebeten.’ Kermde Waterwall. Overal zat bloed. Snel brachten we hem naar de schuilplaats. De wond viel mee maar de dorpoudste heeft waterwal verbonden en ik heb hem in bed gelegd. Uren heb ik voor hem gezongen van altijd is Inopear ziek tot Ik zag een Happus met een lampenkappus.

    Ik om de hoek, Waterwal lag er goed bij. Het was inmiddels al elf uur in de avond maar ik kon niet slapen. Bang dat de wond van Waterwal snel zou helen. ‘Hij knapt vast wel op.’ Fluisterde Likux. Ik knikte ‘Als ik nou niet zo eigenwijs was geweest had hij er nu niet zo bij gelegen.’ Ik barste in snikken uit. ‘Ik hou van hem Likux. En het mag niet! En nu word hij aangevallen door mijn eigensoort.’ Snik ik. Likux kijkt me geschokt aan.

  21. Sabina

    Geërgerd liep ik door het bos. Waarom, in vredesnaam, moest ik midden in de nacht opzoek gaan naar een bloem die maar een kwartier bloeit, ’s avonds, een keer in het jaar? Vind de elfjes, zei hij. Vind de gevleugelde vrienden en de bloem zal tevoorschijn komen. Geweldig. Had hij eigenlijk zelf wel ooit eens een zoektocht naar elfjes gedaan? Kleine, gevleugelde wezens. Vriendelijk tegen dieren, afschuwelijk tegen mensen. Ik vroeg mij af hoe ze zich tegen mij zouden gedragen. Mijn spitse oren waren verstopt achter mijn lange haren. Op het eerste gezicht zou je denken dat ik mens was. Ik hoopte alleen dat de elfjes er doorheen keken en mijn dierlijke trekken zouden zien. Ik heb de verhalen gehoord, ik hoef niet voor een mens aangezien te worden door hun. En toen voelde ik ze. Kleine voetstapjes op mijn staart. Ze hadden mij gevonden…

Geef een antwoord

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.